Rekenachterstand of dyscalculie: hoe krijg je duidelijkheid?

23 januari 2025

  • dr. Anniek Vaessen
Als een leerling ernstige rekenproblemen heeft, zal school eerst alles uit de kast halen om te helpen. Blijven de problemen ondanks extra hulp bestaan, dan is een extern onderzoek nodig om te kijken of er mogelijk sprake is van dyscalculie. Door meer te weten te komen over de oorzaak van de rekenproblemen kan de leerling beter ondersteund worden. Ook heeft de leerling, als blijkt dat er sprake is van dyscalculie, recht op compensatie- en dispensatiemaatregelen. Daarnaast kan het een opluchting voor kind en ouders zijn om te weten waar de rekenproblemen vandaan komen. Ouders kunnen hun kind aanmelden bij een gespecialiseerd instituut zoals RID. In dit artikel delen wij graag meer informatie met je over het voortraject en het onderzoek.

Benodigde informatie van school

Om een gedegen beoordeling te kunnen doen, hebben wij informatie nodig van school:

  • Ingevulde schoolvragenlijst
  • LVS-gegevens van rekenen én andere vakken
  • Eventueel een categorieanalyse van LVS-rekenen
  • Eventueel methode-gebonden toetsen
  • Handelingsplannen
  • Eventuele eerdere onderzoeken (bijv. IQ, dit moet door ouders aangeleverd worden)

Hoe wordt de ernst van de problemen bepaald?

Een belangrijk punt bij de screening is om te kijken of de problemen ernstig genoeg zijn om te kunnen spreken van dyscalculie. Hiervoor gebruiken wij vooral de scores op de niet-methode gebonden toetsen.

Als een leerling slechts één keer zwak presteert op rekenen, is het niet duidelijk of er echt sprake is van een ernstig rekenprobleem. Daarom verwachten we lage scores (bijv. Cito D/E of V/V-) op minstens 2 of 3 meetmomenten. Ook verwachten we uitval te zien op methode-gebonden toetsen van rekenen. Als school de IEP afneemt in plaats van bijvoorbeeld de CITO, moet op een andere manier gekeken worden naar de scores. Op deze pagina lees je meer over de specifieke criteria hiervan.

Hoe wordt de hardnekkigheid van de problemen bepaald?

Om de hardnekkigheid van de problemen te kunnen aantonen, is het belangrijk dat de hulp op school voldoende is geweest, voor wat betreft de duurfrequentie en inhoud. Hiervoor kijkt RID naar de handelingsplannen van school en de antwoorden in de schoolvragenlijst over de geboden hulp. Ook kijken wij naar de scores op bijvoorbeeld de LVS-toetsen vóór en ná de geboden hulp om te kunnen beoordelen of de hulp tot een significante verbetering heeft geleid. Als ondanks adequate hulp weinig verbetering zichtbaar is, dan kunnen we spreken van een hardnekkig probleem.

De beoordeling geboden hulp is dus een belangrijk onderdeel van het screeningsproces. Maar wat wordt verstaan onder adequate hulp? Wij gebruiken hierbij de volgende criteria:

  • Duur en frequentie: Minimaal 6 maanden, 1 uur per week extra instructie- en oefentijd (bovenop de reguliere rekentijd). Dus alléén verlengde instructie is niet voldoende; de hulp moet op ondersteuningsniveau 3 zijn aangeboden.
  • De hulp is geboden in kleine groepjes of individueel.
  • Inhoudelijk:
    • De hulp bestaat uit instructie en inoefening. Het inoefenen kan gerust gedaan worden met behulp van een computerprogramma, maar de instructie moet dan wel een essentieel onderdeel vormen van de geboden hulp.
    • Er is gewerkt aan het vergroten van het inzicht in het rekenen door het inzetten van concrete materialen (bijv. geld, eieren, blokjes) en abstracte denkmodellen, (bijvoorbeeld een getallenlijn).
    • Er is gebruik gemaakt van een remediërende methode (bijv. OefenKr8). Sommige reguliere rekenmethodes hebben eigen onderdelen om kinderen met rekenproblemen te begeleiden, die kunnen ook ingezet worden.
    • De methodes die gebruikt worden, passen bij de problematiek van het kind. Als er bijvoorbeeld vooral problemen zijn met het rekenbegrip, dan is (alleen) inzetten op automatisering niet genoeg.

Andere mogelijke oorzaken

Rekenen is een complex proces, waarbij veel verschillende vaardigheden een rol spelen:

  • De leerling heeft voldoende aandacht en concentratie nodig om rekeninstructies te volgen
  • Ook is het werkgeheugen betrokken bij het onthouden van tussenstappen bij het hoofdrekenen
  • Daarnaast heeft een leerling voldoende redeneervaardigheden nodig om complexere rekenstof te begrijpen
  • Tot slot kunnen omgevingsfactoren, zoals de gezinssituatie, het klimaat in de klas en veelvuldig ziek zijn een rol spelen

Bij rekenproblemen is het dus niet zo vanzelfsprekend dat er sprake is van dyscalculie. Er kunnen ook andere kind- en omgevingsfactoren een rol spelen in het ontstaan of de instandhouding van de rekenproblemen. Vaak is er sprake van een combinatie van verschillende factoren, die allemaal op hun eigen wijze de rekenvaardigheid beïnvloeden. Een van die factoren kan dan dyscalculie zijn, maar dat hoeft niet.

Bij de screening kijken wij naar de relevante antwoorden in de vragenlijsten, naar de resultaten van de ingevulde SDQ (gedragsvragenlijst) en naar eventuele verslagen van eerdere onderzoeken. Daarnaast wordt ook gekeken naar de discrepantie met andere vakken: is er echt een specifiek rekenprobleem of misschien toch meer sprake van een algemeen leerprobleem?

De voorinformatie is in dit proces erg belangrijk, zowel voor de uiteindelijke conclusie van het onderzoek, als om te bepalen of een onderzoek zinvol is. Bovendien kan het helpen te bepalen of een kind voldoende testbaar is. Als uit de voorinformatie bijvoorbeeld sterke aanwijzingen voor ADHD naar voren komen, dan kan er beter eerst een onderzoek gestart worden naar ADHD, voordat een dyscalculieonderzoek plaatsvindt.

Mogelijke conclusies screening

Wanneer alle informatie bekeken en beoordeeld is, beslist de screener of een dyscalculieonderzoek op dat moment zinvol is. Er zijn verschillende conclusies mogelijk:

  • Een onderzoek naar dyscalculie is geïndiceerd. Uit de voorinformatie blijkt dat de problemen ernstig genoeg zijn, de hulp adequaat en er zijn aanwijzingen voor dyscalculie.
  • Er zijn wel aanwijzingen dat er mogelijk sprake is van dyscalculie, maar nog niet voldoende om een onderzoek te starten. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de rekenproblemen (nog) niet ernstig genoeg zijn, als de hulp nog niet voldoet aan de eisen waardoor de hardnekkigheid onvoldoende aangetoond kan worden, of als een andere mogelijke oorzaak (ADHD) eerst uitgezocht moet worden. RID geeft in zo’n geval advies aan ouders en school, bijvoorbeeld afwachten op volgende meetmoment, hulp intensiveren, of aanmelden voor ander onderzoek.
  • Er zijn onvoldoende aanwijzingen voor dyscalculie, onderzoek lijkt op dit moment niet zinvol.

Hoe verder na de screening?

Als ouders en school wel op zoek zijn naar extra hulp voor een kind maar, een dyscalculieonderzoek lijkt (nog) niet zinvol (of ouders willen geen onderzoek), dan kan besloten worden om wel rekenbegeleiding op te starten via RID. Er vindt dan bij aanvang van het traject een kort rekenonderzoek plaats om de sterktes en zwaktes op rekengebied in kaart te brengen. Op die manier kan de begeleiding goed aangesloten worden bij de problematiek van het kind.

Hoe kunnen wij helpen?

Als je leerling moeite heeft met leren rekenen, en passende oefenstof en remediëring niet het gewenste resultaat heeft, dan is het belangrijk dat er tijdig intensievere ondersteuning volgt. Is de rekenachterstand ernstig en hardnekkig, dan is er mogelijk sprake van dyscalculie. Je leerling kan dan bij RID terecht voor een diagnostisch onderzoek en een behandeling.

Lees meer over onderzoek & behandeling

Meer lezen

Naar boven