
Rekenachterstand of dyscalculie: hoe krijg je duidelijkheid?

Criteria voor dyscalculieonderzoek
Voordat een volledig onderzoek plaatsvindt, voert RID altijd een screening uit om te bepalen of verder onderzoek zinvol is. Daarbij wordt gekeken naar (1) de ernst, (2) de aard en (3) de hardnekkigheid van de problemen. In deze nieuwsbrief zullen we dieper ingaan op de criteria, die gehanteerd worden bij een dyscalculieonderzoek en welke informatie van school nodig is om een zo goed mogelijk beeld te krijgen.
Checklist
- Leerling zit minimaal in de tweede helft van groep 4
- Ernst van de problemen: De score op rekenen wijkt substantieel en aanhoudend af van het landelijke gemiddelde (bijv. Cito D/E of V/V-)
- Hardnekkigheid van de problemen: intensieve en adequate hulp op school leidt niet tot verbetering
- Aard van de problemen:
- De rekenproblemen zitten in elk geval ook in de domeinen getallen en bewerkingen
- De leerling vertoont kenmerken van mogelijke dyscalculie (zie hieronder)
- Mogelijke andere oorzaken:
- Er is een discrepantie met andere vakken (behalve als er ook sprake is van dyslexie, dan verwacht je natuurlijk ook uitval op lezen en spellen)
- Er zijn geen andere stoornissen die de rekenproblemen volledig kunnen verklaren.
Benodigde informatie van school
Om een gedegen beoordeling te kunnen doen, hebben wij informatie nodig van school:
- Ingevulde schoolvragenlijst
- LVS-gegevens van rekenen én andere vakken
- Eventueel een categorieanalyse van LVS-rekenen
- Eventueel methode-gebonden toetsen
- Handelingsplannen
- Eventuele eerdere onderzoeken (bijv. IQ, dit moet door ouders aangeleverd worden)

Hoe wordt de ernst van de problemen bepaald?
Een belangrijk punt bij de screening is om te kijken of de problemen ernstig genoeg zijn om te kunnen spreken van dyscalculie. Hiervoor gebruiken wij vooral de scores op de niet-methode gebonden toetsen.
Als een leerling slechts één keer zwak presteert op rekenen, is het niet duidelijk of er echt sprake is van een ernstig rekenprobleem. Daarom verwachten we lage scores (bijv. Cito D/E of V/V-) op minstens 2 of 3 meetmomenten. Ook verwachten we uitval te zien op methode-gebonden toetsen van rekenen. Als school de IEP afneemt in plaats van bijvoorbeeld de CITO, moet op een andere manier gekeken worden naar de scores. Op deze pagina lees je meer over de specifieke criteria hiervan.
Hoe wordt de hardnekkigheid van de problemen bepaald?
Om de hardnekkigheid van de problemen te kunnen aantonen, is het belangrijk dat de hulp op school voldoende is geweest, voor wat betreft de duur, frequentie en inhoud. Hiervoor kijkt RID naar de handelingsplannen van school en de antwoorden in de schoolvragenlijst over de geboden hulp. Ook kijken wij naar de scores op bijvoorbeeld de LVS-toetsen vóór en ná de geboden hulp om te kunnen beoordelen of de hulp tot een significante verbetering heeft geleid. Als ondanks adequate hulp weinig verbetering zichtbaar is, dan kunnen we spreken van een hardnekkig probleem.
De beoordeling geboden hulp is dus een belangrijk onderdeel van het screeningsproces. Maar wat wordt verstaan onder adequate hulp? Wij gebruiken hierbij de volgende criteria:
- Duur en frequentie: Minimaal 6 maanden, 1 uur per week extra instructie- en oefentijd (bovenop de reguliere rekentijd). Dus alléén verlengde instructie is niet voldoende; de hulp moet op ondersteuningsniveau 3 zijn aangeboden.
- De hulp is geboden in kleine groepjes of individueel.
- Inhoudelijk:
- De hulp bestaat uit instructie en inoefening. Het inoefenen kan gerust gedaan worden met behulp van een computerprogramma, maar de instructie moet dan wel een essentieel onderdeel vormen van de geboden hulp.
- Er is gewerkt aan het vergroten van het inzicht in het rekenen door het inzetten van concrete materialen (bijv. geld, eieren, blokjes) en abstracte denkmodellen, (bijvoorbeeld een getallenlijn).
- Er is gebruik gemaakt van een remediërende methode (bijv. OefenKr8). Sommige reguliere rekenmethodes hebben eigen onderdelen om kinderen met rekenproblemen te begeleiden, die kunnen ook ingezet worden.
- De methodes die gebruikt worden, passen bij de problematiek van het kind. Als er bijvoorbeeld vooral problemen zijn met het rekenbegrip, dan is (alleen) inzetten op automatisering niet genoeg.

Aard van de problemen
Kinderen met dyscalculie hebben een specifiek probleem met de basis van het rekenen: het omgaan met getallen en simpele bewerkingen. Doordat die basis van het rekenen verstoord is, hebben zij ook veel moeite met complexere rekenvaardigheden. Wij vergelijken het ook wel met een toren: als de onderste bouwstenen onvoldoende ontwikkeld zijn, dan staat de hele toren wankel.
Om in te schatten of leerlingen mogelijk problemen hebben met de basis van het rekenen kijken wij naar de antwoorden in de ouder- en schoolvragenlijst over de aard van de rekenproblemen, naar de categorieanalyse van het rekenen en de uitslag op onderdelen van de methodegebonden toetsen. Daarnaast vragen wij ook aan school of zij denken dat er mogelijk sprake is van dyscalculie. School kent de leerling immers goed en ziet in de klas opvallendheden, die belangrijk zijn voor het onderzoek.
Kenmerken van mogelijk dyscalculie
- De leerling heeft moeite met het inzicht in getallen, bijvoorbeeld het plaatsen van een getal op een getallenlijn, het vergelijken of ordenen van getallen of het begrip van de tientalstructuur van getallen (wat zijn tientallen en wat zijn eenheden)
- De leerling maakt opvallend veel fouten bij gemakkelijke rekensommen
- De leerling is opvallend langzaam bij het uitrekenen van sommen
- De leerling blijft op de vingers tellen, terwijl leeftijdsgenoten dat niet meer doen
- De leerling heeft moeite met de volgorde van de stappen die nodig zijn bij bijvoorbeeld plus- en minsommen die over het tiental gaan
- De leerling laat weinig inzicht zien bij het rekenen, weet bijvoorbeeld niet goed welke bewerking ingezet moet worden om een verhaalsom uit te rekenen
- De leerling heeft moeite met klokkijken en/of tijdsbesef
- De leerling heeft moeite om in te schatten of een antwoord klopt en is heel onzeker over een antwoord
- De rekenstof beklijft niet, stof moet steeds opnieuw uitgelegd worden

Andere mogelijke oorzaken
Rekenen is een complex proces, waarbij veel verschillende vaardigheden een rol spelen:
- De leerling heeft voldoende aandacht en concentratie nodig om rekeninstructies te volgen
- Ook is het werkgeheugen betrokken bij het onthouden van tussenstappen bij het hoofdrekenen
- Daarnaast heeft een leerling voldoende redeneervaardigheden nodig om complexere rekenstof te begrijpen
- Tot slot kunnen omgevingsfactoren, zoals de gezinssituatie, het klimaat in de klas en veelvuldig ziek zijn een rol spelen
Bij rekenproblemen is het dus niet zo vanzelfsprekend dat er sprake is van dyscalculie. Er kunnen ook andere kind- en omgevingsfactoren een rol spelen in het ontstaan of de instandhouding van de rekenproblemen. Vaak is er sprake van een combinatie van verschillende factoren, die allemaal op hun eigen wijze de rekenvaardigheid beïnvloeden. Een van die factoren kan dan dyscalculie zijn, maar dat hoeft niet.
Bij de screening kijken wij naar de relevante antwoorden in de vragenlijsten, naar de resultaten van de ingevulde SDQ (gedragsvragenlijst) en naar eventuele verslagen van eerdere onderzoeken. Daarnaast wordt ook gekeken naar de discrepantie met andere vakken: is er echt een specifiek rekenprobleem of misschien toch meer sprake van een algemeen leerprobleem?
De voorinformatie is in dit proces erg belangrijk, zowel voor de uiteindelijke conclusie van het onderzoek, als om te bepalen of een onderzoek zinvol is. Bovendien kan het helpen te bepalen of een kind voldoende testbaar is. Als uit de voorinformatie bijvoorbeeld sterke aanwijzingen voor ADHD naar voren komen, dan kan er beter eerst een onderzoek gestart worden naar ADHD, voordat een dyscalculieonderzoek plaatsvindt.

Mogelijke conclusies screening
Wanneer alle informatie bekeken en beoordeeld is, beslist de screener of een dyscalculieonderzoek op dat moment zinvol is. Er zijn verschillende conclusies mogelijk:
- Een onderzoek naar dyscalculie is geïndiceerd. Uit de voorinformatie blijkt dat de problemen ernstig genoeg zijn, de hulp adequaat en er zijn aanwijzingen voor dyscalculie.
- Er zijn wel aanwijzingen dat er mogelijk sprake is van dyscalculie, maar nog niet voldoende om een onderzoek te starten. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de rekenproblemen (nog) niet ernstig genoeg zijn, als de hulp nog niet voldoet aan de eisen waardoor de hardnekkigheid onvoldoende aangetoond kan worden, of als een andere mogelijke oorzaak (ADHD) eerst uitgezocht moet worden. RID geeft in zo’n geval advies aan ouders en school, bijvoorbeeld afwachten op volgende meetmoment, hulp intensiveren, of aanmelden voor ander onderzoek.
- Er zijn onvoldoende aanwijzingen voor dyscalculie, onderzoek lijkt op dit moment niet zinvol.
Hoe verder na de screening?
Als ouders en school wel op zoek zijn naar extra hulp voor een kind maar, een dyscalculieonderzoek lijkt (nog) niet zinvol (of ouders willen geen onderzoek), dan kan besloten worden om wel rekenbegeleiding op te starten via RID. Er vindt dan bij aanvang van het traject een kort rekenonderzoek plaats om de sterktes en zwaktes op rekengebied in kaart te brengen. Op die manier kan de begeleiding goed aangesloten worden bij de problematiek van het kind.

Hoe kunnen wij helpen?
Als je leerling moeite heeft met leren rekenen, en passende oefenstof en remediëring niet het gewenste resultaat heeft, dan is het belangrijk dat er tijdig intensievere ondersteuning volgt. Is de rekenachterstand ernstig en hardnekkig, dan is er mogelijk sprake van dyscalculie. Je leerling kan dan bij RID terecht voor een diagnostisch onderzoek en een behandeling.