Word nog beter in het signaleren van dyslexie

Leerlingen met dyslexie
18 oktober 2023
Sebastián Aravena
Dr. Sebastián Aravena
leerkracht met leerlingen

Als een leerling dyslexie heeft, kun je er maar beter vroeg bij zijn. Hulp blijkt namelijk vooral bij jonge kinderen goed aan te slaan. Ook kun je dan makkelijker andere problemen voorkomen, zoals achterstanden bij andere vakken, een lage leesmotivatie of een verstoord zelfbeeld. Maar hoe doe je dat, goed signaleren? Het RID driestappenmodel kan jou helpen!

Stap 1: Bepaal of er een verhoogd risico is

Het is belangrijk je te realiseren dat dyslexie het resultaat is van een wisselwerking tussen genen en omgeving*. Om te weten of een leerling een verhoogd risico heeft, heb je dus over beide zaken informatie nodig. Het eerste wat je daarom wilt weten is of er ernstige leesproblemen in de directe familie voorkomen. Als dat zo is, dan spreken we van ‘erfelijke belasting’ en weet je gelijk dat de kans op dyslexie bijna tien keer groter is dan normaal.

Zorg dus altijd dat je van jouw leerling weet of er erfelijke belasting is. Je kunt dit de ouders gewoon vragen. Let op dat het wel alleen om de directe familie gaat (moeder, vader, broertjes en zusjes) en niet om neefjes, nichtjes, ooms en tantes, want dan heeft iedereen wel iemand in de familie met leesproblemen.

Het tweede wat je wilt weten om het risico op leesproblemen te voorspellen is de mate waarin de directe omgeving van de leerling ondersteunend is voor de leesontwikkeling. Als ouders zelf veel lezen en veel voorlezen, met hun kind praten over verhalen, regelmatig naar de bibliotheek gaan, helpen de aandacht op letters en woorden te richten en er boeken in huis zijn, dan maakt dat de kans op leesproblemen juist weer iets kleiner.

De invloed van genen is overigens wel groter dan die van de omgeving (gegeven dat een leerling goed leesonderwijs krijgt). Ook als een leerling een zeer ondersteunende directe omgeving heeft, kan er sprake zijn van dyslexie. Maar de kans is dan wel iets kleiner. Vooral wanneer een leerling erfelijk belast is én een weinig ondersteunende directe omgeving heeft, moeten de alarmbellen gaan rinkelen.

Idealiter heeft school de risico’s al vanaf groep 1 in beeld. Een oudervragenlijst kan helpen om deze informatie systematisch te verzamelen.  

Stap 2: Herken de (vroege) indicaties

Een vermoeden van dyslexie ontstaat vaak op het moment dat een leerling niet goed meekomt met het lees- en spellingonderwijs. Toch zijn er lang daarvoor al signalen die op leesproblematiek kunnen wijzen. Het is opvallend wanneer de leerling in vergelijking met leeftijdgenoten moeite heeft met:

  • het leren van letter-klankkoppelingen;
  • rijmen;
  • het onthouden van namen van klasgenoten;
  • op woorden kunnen komen;
  • de uitspraak van woorden;
  • het nazeggen van woorden/zinnen;
  • het onthouden van rijtjes (zoals dagen van de week);
  • klankopdrachten (zoals woorden in losse klanken zeggen of woorden bedenken met een bepaalde beginklank).

Leerlingen verschillen uiteraard in hoe snel ze zich met dit soort vaardigheden ontwikkelen. Eén indicatie zegt daarom nog niet zoveel. Vooral leerlingen die moeite hebben met verschillende van bovengenoemde vaardigheden hebben een grotere kans op dyslexie.

Idealiter heeft de kleuterleerkracht de risicoleerlingen kunnen identificeren en het voorbereidend leesonderwijs voor deze leerlingen tijdig kunnen intensiveren. Groep 3 is echter de grootste vuurproef. Lukt het de leerling goed mee te komen met het lees- en spellingonderwijs? In groep 3 zijn er bovenop de eerdergenoemde indicaties enkele nieuwe signalen die op dyslexie kunnen wijzen. Hieronder een overzicht.

  • het leesproces komt traag op gang;
  • het verklanken gaat traag en/of onnauwkeurig;
  • de leerling maakt veel spelfouten;
  • de leerling kent nog steeds een beperkt aantal letters;
  • het automatiseren van rekenfeiten (zoals de tafels van optelling en vermenigvuldiging) verloopt moeizaam;
  • het handschrift is onverzorgd;
  • er is weerstand tegen het lezen en/of spellen;
  • het leesbegrip is onvoldoende;
  • de leerling komt minder goed mee met andere vakken;
  • er doen zich sociaal-emotionele problemen voor, zoals angst, spanning, lusteloosheid en een laag zelfbeeld.

Wist-je-datje

In tegenstelling tot wat veel mensen denken is het spiegelen van letters geen specifiek kenmerk van dyslexie. Alle beginnende lezers spiegelen. Dat komt omdat er in de natuur niets voorkomt dat alleen maar één kant op kijkt, zoals letters. Onze hersenen willen daarom alles kunnen draaien. Dat is handig. Het helpt ons om bijvoorbeeld een dier te herkennen, ook als het in een positie staat die we nooit eerder hebben gezien. Bij letters is dat anders. Om goed te kunnen lezen en schrijven, moet je leren om die niet meer te draaien. Het onderdrukken van het spiegelen gaat vanzelf als je de letters steeds vaker in één positie ziet en als je steeds beter gaat lezen en spellen. Maar dit kost tijd. Dat beginnende lezers letters spiegelen is dus helemaal niet gek. Als kinderen lang blijven spiegelen, dan zegt dat dus wel iets. Het is een aanwijzing dat de lees- en spellingontwikkeling traag verloopt en dat kan met dyslexie te maken hebben. Er zijn helaas ook geen andere lees- en/of spelfouten die typerend zijn voor dyslexie. Leerlingen met dyslexie maken dezelfde soort fouten als leerlingen met een normale lees- en spellingontwikkeling. Maar ze maken wel veel meer fouten.

Stap 3: Kijk of didactische resistentie jouw vermoedens bevestigt

Leerlingen verschillen van elkaar in hoe snel ze het lezen en spellen oppikken en soms zijn er achterstanden ten opzichte van andere leerlingen die helemaal niet gelijk op dyslexie hoeven te wijzen. Gelukkig lukt het in die gevallen meestal ook vrij eenvoudig om met wat extra oefening en instructie de achterstanden in te lopen. Wanneer extra inspanningen niet het gewenste resultaat opleveren, dan spreken we van didactische resistentie of hardnekkigheid. Naast de ernst van de lees- en/of spellingproblemen is de hardnekkigheid ervan het belangrijkste kenmerk van dyslexie. Wees daarom altijd alert op hardnekkigheid, zeker wanneer stap 1 en 2 al aanwijzingen gaven voor een verhoogd risico op dyslexie. Natuurlijk is deze focus op hardnekkigheid ook al ingebouwd in het landelijk beleid. Als een leerling niet meekomt met de reguliere lees- en spellinginstructie, doen we er een tandje bij op ondersteuningsniveau 2 en als ook dat onvoldoende oplevert, volgt specifieke interventie op ondersteuningsniveau 3. Maar los hiervan kan didactische resistentie ook tijdens één instructiemoment al opvallen, simpelweg omdat een leerling veel minder oppikt dan je op grond van jouw ervaring en van de prestaties op andere taken zou verwachten.

We hopen jou met dit RID stappenplan te helpen risicoleerlingen vroeg op te sporen. De stappen zijn makkelijk te onthouden omdat ze corresponderen met de letters van RID, 1) Risico; 2) Indicaties; en 3) Didactische resistentie. Zodra je een risicoleerling geïdentificeerd hebt, kun je eerder extra hulp inzetten en eventueel ook al intensievere hulp. Zoals gezegd is dyslexie het resultaat van een wisselwerking tussen genen en omgeving. Met vroege extra hulp valt er dus echt iets te winnen!  

Lees verder

Verder lezen